Wonderen bestaan niet!
Door Klaas Stuive MCM (Pandit Yogabrahmācarya)
Over de innerlijke rijping van het menselijk potentieel.
Voorwoord
Alle vermogens en kwaliteiten liggen besloten in de mens. Volgens vele tradities is de mens geschapen naar ‘Gods evenbeeld’, een universeel principe dat verwijst naar het inherente goddelijke potentieel in ieder individu. Deze vermogens zijn geen bovennatuurlijke gaven, maar innerlijke kwaliteiten, die rijpen wanneer lichaam en geest gezuiverd, afgestemd en verfijnd zijn. Wonderen bestaan dus niet, maar hoe dan wel? Het onderstaand artikel geeft hier antwoord op.
Inleiding
Patañjali beschrijft in zijn Yogasūtra’s, dat vermogens zich ontvouwen langs ‘zeven treden’, corresponderend met de zeven energiecentra (chakra’s). Door sublimatie van de vijf zintuigen ontstaat het zesde zintuig van intuïtie en het zevende van direct weten. Vermogens zijn dus geen externe krachten, maar manifestaties van verfijnde waarneming en bewustzijn.
In het derde (Vibhüti Pada) en vierde hoofdstuk (Kaivalya Pāda) worden bijzondere vermogens beschreven, die op natuurlijke wijze kunnen ontstaan door toepassing van Samyama, de integratie van concentratie (dhāraṇā), meditatie (dhyāna) en absorptie (samādhi). Deze ontstane vermogens zijn geen doel op zich, maar neveneffecten van een bewustzijn, dat zich losmaakt van de beperkingen van ego, tijd, ruimte en causaliteit. In de klassieke yogatraditie worden ze metafysisch verklaard als uitingen van het zuivere bewustzijn (Śuddha-caitanya), dat zich niet langer identificeert met de veranderlijke natuur (prakṛtiḥ).
- Paracitta Jñāna – Kennis van andermans geest
Sūtra IV.15–17. De yogi kan de inhoud van andere geesten kennen zonder zintuiglijke tussenkomst, inclusief de motieven achter gedachten. Dit vermogen stelt hem in staat therapeutisch invloed uit te oefenen op geest en lichaam, mits de ontvanger volledig ontspannen is.
Metafysische verklaring. Wanneer het bewustzijn volledig stil en helder is, kan de yogi zich direct afstemmen op andere bewustzijnsvelden. Zonder tussenkomst van zintuigen doorziet hij gedachten én hun motieven. Deze innerlijke resonantie maakt subtiele beïnvloeding mogelijk—mits de ander open en ontspannen is. Het is geen mentale lezing, maar een intuïtieve afstemming voorbij dualiteit.
- Bhūta Jaya – Heerschappij over de elementen
Sūtra III.45. Door meditatie op de vijf elementen verkrijgt men beheersing over hun eigenschappen. Via harmonisatie van de energiecentra ontstaat ook invloed op het zesde element (licht) en het zevende (duisternis). De elementen worden door het ego gestuurd via de drie guṇa’s: beweging (rajas), inertie (tamas) en evenwicht (sattva). Door meditatie op de elementen wordt hun subtiele essentie zichtbaar. De yogi zuivert zijn waarneming, overstijgt ego-identificatie, en brengt de guṇa’s in harmonie. Zo ontstaat beheersing: niet door controle, maar door resonantie. De elementen gehoorzamen dan aan bewustzijn, niet aan ego.
Metafysische verklaring. De elementen (bhūta’s) zijn manifestaties van prakṛtiḥ. Door deze te doorgronden tot hun subtiele essentie (tanmatra’s), overstijgt de yogi hun beperkingen. De elementen Licht en duisternis weerspiegelen intuïtie en mysterie, twee zijden van verfijnd bewustzijn. Wanneer de chakra’s harmoniseren, worden ook deze subtiele krachten toegankelijk. Dit leidt tot vermogens, zoals lichtheid, onzichtbaarheid, weerstand tegen hitte en kou, en zelfs scheppend vermogen op oorzakelijk, subtiel en grofstoffelijk niveau.
- Kāya-vyūha – Volmaakte lichaamsstructuur
Sūtra III.46. Een yogi transformeert het lichaam tot een goddelijk instrument, een zuivere tempel, waarin alle handelingen symbolisch kunnen worden geofferd. Door kennis van ego, energiecentra en hun verbindingen met lichaam, elementen, zintuigen en psychische vermogens ontstaat zuivering. Samyama op de aard en functie van de zintuigen leidt tot volledige beheersing.
Metafysische verklaring. Het lichaam is een projectie van subtiele energieën (prāṇa, nāḍī). Door volledige beheersing via prāṇāyāma en samādhi wordt het lichaam een zuiver voertuig van bewustzijn, vrij van ziekte en veroudering. Een gezonde geest in een gezond lichaam.
- Jñāna – Alwetendheid
Sūtra III.34. Uit direct weten ontstaat kennis over alles. Het onbegrensde bewustzijn leidt tot allesomvattende kennis, vrij van de onzuiverheden van het ego. Juiste kennis ontstaat door samādhi (direct weten), meditatie (redenatie) en getuigenis van een zuiver persoon. Bij opening van het kruincentrum kan men in verbinding komen met adepten, die zuivere kennis overdragen.
Metafysische verklaring. Wanneer het onderscheid tussen het onbegrensde bewustzijn en het intellect (buddhi) helder is, ontstaat directe kennis van alle fenomenen. De yogi kent dan de aard, oorzaak en bestemming van alle dingen zonder tussenkomst van zintuigen of denken.
- Prārabdha Kṣaya – Beëindiging van Karma
Sūtra IV.30–33. Door inzicht in oorzaak en gevolg, het vermogen tot ontspanning van het ego en de kunst van het loslaten, ontstaat bevrijding van karmische bindingen uit vorige, hedendaagse en toekomstige levens.
Metafysische verklaring. Karma, dharma en reïncarnatie zijn gebonden aan identificatie van het ego met de buitenwereld. Kennis van de werking van de geest en harmonisatie van psychische vermogens verwerft de mens volkomen staat van volwassenheid. Wanneer de naar buitengerichte identificatie door de ‘zeven treden’ (chakra’s) volledig is opgelost, is deze geen drager meer van karma. Een yogi leeft dan in volledige vrijheid, zonder oorzaak-gevolgketens, die hem binden aan deze en volgende wereld(en).
Slotbeschouwing
De boodschap in dit artikel is helder: wonderen bestaan niet buiten onszelf. De vermogens, die Patañjali beschrijft zijn geen magische krachten, maar tekenen van innerlijke rijping en verfijning. Ze zijn als bloemen langs het pad, mooi, geurend, maar niet het eindpunt. De ware yogi streeft niet naar vermogens, maar naar kaivalya: de volledige bevrijding van het bewustzijn uit de greep van begeerte. Wanneer het ego zichzelf kent en realiseert, vallen alle grenzen weg. Dan is er geen behoefte meer aan vermogens, alleen het Zijn.

